Sinds deze maand ben ik Ambtenaar. Ik schrijf dat bewust met een hoofdletter omdat het schijnbaar nogal wat is. Mijn oud-collega’s spraken het woord met een beetje minachting uit, mijn vriend ‘plaagt’ me ermee dat ik nu nog meer belastinggeld verspil en mijn nieuwe collega’s heetten me welkom bij “de Ambtenaren”. In mijn omgeving bestaat blijkbaar toch het beeld dat ambtenaren minder hard werken, alleen maar vakantie hebben en hun werk zien als een soort bezigheidstherapie. Nu ben ik sinds mijn afstuderen werkzaam geweest voor inkoopadviesbureaus, maar wel altijd in de publieke sector. Mijn ervaring is juist het tegenovergestelde. Vrijwel iedereen met wie ik werkte had passie voor zijn of haar werk, was bereid om een stapje harder te zetten of wat langer te blijven wanneer dat nodig was. Nieuwe ideeën werden vol enthousiasme omarmd. Het ‘stoffige’ imago is wat mij betreft volledig onterecht.
In mijn anderhalve week als ambtenaar ben ik al gevraagd voor twee nieuwe initiatieven, een netwerkbijeenkomst en een persoonlijk ontwikkelingstraject. Werkzaamheden waarvoor geen aanbestedingsprocedures doorlopen worden, maar wel allemaal van belang. Ik hoor de critici al denken: “Ja, bij de overheid is er wel tijd voor dat soort randzaken. Moeten onze belastingcenten daar nou heen?” Mijn antwoord is: Ja, waarom zou een werknemer zich niet meer mogen ontwikkelen op het moment dat het van overheidsgeld is. Hoe worden we anders beter met elkaar? Dan blijft het imago bestaan dat Ambtenaren niet met hun tijd meegaan, blijven we afgeven op een overheid die niet meebeweegt en komen markt en overheid niet dichter bij elkaar.
Overigens, ik vind het de plicht van iedere werkgever om de ontwikkeling van werknemers te faciliteren. Gelukkig is er nu een generatie werknemers op de arbeidsmarkt die dit ook vanzelfsprekend vindt en dit van de werkgevers eist. Wie kan het daar nu niet mee eens zijn?
Suzanne
Reactie schrijven